Kortebaan is nauw verbonden met natuurijs. Wedstrijden bestaan uit sprints over 140 meter (vrouwen) of 160 meter (mannen). Op kunstijsbanen is een variant ontstaan: de supersprint.
Kortebaan kent een rijke traditie, die nauw samenhangt met strenge winters vol natuurijs. Deze worden helaas steeds schaarser. Het volgende beeld is herkenbaar voor die tijden van weleer.
Het waait behoorlijk op de natuurijsbaan. Twee rijders staan aan de start, gespannen als een veer. Klaar om zo snel mogelijk 160 meter af te leggen en zich op basis van tijd te plaatsen voor de volgende ronde.
Het dorp is uitgelopen om deze snelheidsduivels op ijs aan het werk te zien. Ze krijgen een spannende wedstrijd voorgeschoteld met minimale verschillen tussen de rijders onderling. Wie gaat er als eerste over de streep? Wie maakte die mispeer bij de start en schakelde zichzelf op die manier gelijk uit? Wat een sprinters!
Bij het kortebaanschaatsen zijn drie wedstrijdvormen mogelijk:
Volgens het afvalsysteem. De winnaar van twee ritten gaat over naar de volgende ronde. Met name in Friesland rijdt men de tweede rit vaak in tegenovergestelde richting. Heeft elke rijder een rit gewonnen, dan volgt een derde rit, de zogenaamde kamprit, en wordt er geloot om de baan.
Tijdwedstrijden. Een van te voren afgesproken aantal deelnemers, met de snelste tijden over twee ritten, gaat over naar de volgende ronde. Dit gaat zo door tot er nog vier rijders over zijn. Deze vier rijden een halve competitie. Winnaar is degene die alle ritten wint en anders over alle ritten de snelste totaaltijd maakt.
Combinatie van 1 en 2. Hierbij wordt eerst gereden op tijd. Een van te voren vastgesteld aantal rijders rijdt naderhand volgens het afvalsysteem.
De vrouwen rijden 140 meter, de mannen 160 meter. Kortebaan kan alleen op natuurijs worden verreden. Op de gewone kunstijsbanen is het rechte eind te kort (100 meter).
Bij gebrek aan natuurijs en kunstijsbanen met een uitloop voor de kortebaanafstanden is in 1990 de supersprint in het leven geroepen.
Bij supersprintwedstrijden rijden de schaatsers in de categorieën t/m junioren B, twee maal een 100 meter en twee maal een 300 meter. Over deze afstanden wordt een klassement opgemaakt.
Vanaf de junioren A rijdt men éénmaal de 100 meter, éénmaal de 300 meter en éénmaal de 500 meter. Hier wordt dan een klassement over gemaakt en de naam is 'pure sprint'.
Voorheen werden de tijden bij de supersprint bij elkaar opgeteld om een klassement te krijgen. Nu wordt zowel bij de supersprint als bij de
pure sprint de tijden herrekend tot 100 meter en dan worden de punten bij elkaar opgeteld.
Naast gewone wedstrijden is er ook een Nederlands Kampioenschap Supersprint voor zowel junioren als senioren.