Op het Kleine Banen Toernooi is Plezier belangrijkste van drie P’s
Auteur: Sjors Leek
Auteur: Sjors Leek
De KNSB maakt, samen met schaats- en skateverenigingen in het land, serieus werk van het sportaanbod. Belangrijkste doel: hoe maken we onze (wedstrijd)sport toegankelijker en aantrekkelijker? In een serie verhalen laten we praktijkvoorbeelden zien. Vandaag aflevering 1: hoe ze in Noord-Brabant via het Kleine Banen Toernooi de drempel voor deelname verlagen.
Zo ziet langebanen op shorttrack-ijs eruit.
Wedstrijden voor de jongste categorieën, de pupillen, zijn vaak al een georganiseerde chaos. Vertaal het concept van de langebaanwedstrijden naar een ijshockeybaan en de ijsbaan verandert in een heksenketel van kinderen en begeleiders. Toch is de organisatie strak en is te zien dat de 120 deelnemers volop plezier hebben in het rijden van wedstrijden.
Zie daar het Kleine Banen Toernooi, dat al sinds de jaren 80 op de kalender staat. Wedstrijdleider Tonny Dijck kan er eindeloos over vertellen. Trots laat hij zien hoe in het verleden huidige shorttracktoppers als de zusjes Velzeboer en Selma Poutsma meededen. Hun recordtijden staan nog in de archieven. “Zelfs Marianne Vos (wielerkampioene, red) heeft hier nog aan de start gestaan.”
Het idee van het toernooi is simpel: de ijshockeybaan is ingericht volgens de regels van de langebaan, compleet met binnen- en buitenbaan. Inrijden gebeurt op het middenstuk, waar ook vakken voor de starter en de tijdwaarnemers zijn ingericht. Per wedstrijd rijden de deelnemers twee afstanden volgens de regels van de langebaan, inclusief wedstrijdbandjes en wisselen op de kruising. Een kruis-wisselwachter wijst de kinderen de weg.
Klaar voor de start bij de 1500 meter.
Het toernooi heeft de tand des tijds goed doorstaan, ziet Dijck. “Het is een heel laagdrempelige manier om kennis te maken met de sport. Op de langebaan beginnen de pupillen met een 100 meter en 300 meter, maar de grootte van de baan kan soms overweldigend aanvoelen. In dit toernooi kunnen ze een ‘officiële’ 500 en 1500 meter rijden, maar dan in het klein. Tussendoor maken ze ontzettend veel plezier op het middenterrein.”
Het Kleine Banen Toernooi in Noord-Brabant is ontwikkeld door de clubs IJsvrienden uit Wijk en Aalburg en STC Willy van den Berk uit Haarsteeg. In het verleden waren ook de banen in Geleen en het Belgische Lommel aangesloten. Tegenwoordig beperkt het toernooi zich tot de vier Brabantse ijsbanen, al zijn clubs van buiten de regio ook van harte welkom om deelnemers in te sturen.
De laatste jaren komen de meeste deelnemers van IJsclub Tilburg, maar ook de IJsvrienden zijn nog groot vertegenwoordigd. Het niveauverschil tussen de rijders is groot. Sommige kinderen rijden hun eerste wedstrijden tijdens dit toernooi, terwijl anderen als echte shorttrackers door de bochten glijden. Dijck geeft aan: “We organiseren het met de clubs samen. Als ze per ongeluk twee keer een binnenbocht rijden, tellen we wat seconden op bij de eindtijd. Wij doen hier niet aan diskwalificaties.”
Tijdschrijvers in actie op het middenterrein.
De wedstrijd in Den Bosch in januari telt als Gewestelijk kampioenschap. Voor elke deelnemer is er een medaille, de eerste drie per categorie ontvangen een beker. Samen met de wedstrijden in Breda, Tilburg en Eindhoven tellen de uitslagen mee voor het eindklassement.
Job van Breugel is vanuit de IJsvrienden al jarenlang een van de vaste leden van het organiserende team. Ook hij roemt de laagdrempeligheid. “Het is soms jammer om te zien dat sommige clubs erg star zijn en niet meedoen. Zij vinden dat ze enkel op de langebaan moeten trainen. Toch zien we in dit toernooi en in de trainingen dat de kinderen heel veel plezier maken op de kleine baan. Er is veel meer overzicht en iedereen kan makkelijker meekomen dan op de 400-meterbaan.”
Ondanks de goede samenwerking is er tussen de clubs onderling wel degelijk sprake van gezonde concurrentie. Als de IJsvrienden in Breda de gastheer is, hangt IJsclub Tilburg hun vlag over die van de rest en andersom. Van Breugel: “Daar lachen we onderling weer om. Uiteindelijk gaat het ons om de drie P’s: plezier is het belangrijkst, daarna presteren en als laatste pas de prijzen. Dat probeer ik ook elke keer duidelijk te maken in onze communicatie naar de leden.”
Job van Breugel reikt de prijzen uit.