Nederlandse mannen starten niet op Team Sprint bij EK Afstanden

Donderdag 09 januari 2020
De Nederlandse mannenploeg zal morgen bij de ISU EK Afstanden in Thialf niet deelnemen aan de Team Sprint. De reden: door het te krappe tijdschema hebben rijders na de 1500 meter te weinig tijd om te recupereren voor het leveren van een topprestatie.
De KNSB heeft de afgelopen dagen zwaar gelobbyd om het schema nog gewijzigd te krijgen, maar dat is niet gelukt. In goed overleg met de betrokken sporters en coaches is vandaag besloten om de Team Sprint niet te rijden. “Dit is een beslissing die we met pijn in het hart nemen”, zegt technisch directeur van de KNSB Remy de Wit. “Liefst zouden we voor ons eigen publiek strijden om het goud. Maar in deze omstandigheden kunnen we ons beste team, dat grote kans maakte op de Europese titel Team Sprint, niet opstellen. Na rijp beraad hebben we besloten ons hele team terug te trekken.” Ook vanochtend bleek dat aan het tijdschema niet meer te tornen viel. Thomas Krol, die de Team Sprint samen met Dai Dai N’tab en Kai Verbij zou rijden, zag zich genoodzaakt af te melden. Hij acht het onmogelijk om binnen 40 minuten na de 1500 meter, met mogelijk een huldigingsceremonie tussendoor, weer een topprestatie te leveren. Schuiven in de opstelling zou een aanslag betekenen op de aanpak die dit jaar gericht is op het hoofddoel: goud op de Team Sprint bij de WK Afstanden in Salt Lake City. Het benaderen van andere rijders was ook geen serieuze optie op weg naar goud bij deze EK Afstanden. De Wit: “Het prestatieniveau is op elke afstand zo hoog, dat je absoluut top moet zijn om hier nummer 1 te worden. Wij willen sporters ook beschermen, zodat ze optimaal kunnen presteren op de andere afstanden dit weekend.” Hij betreurt de gang van zaken rond de totstandkoming van het EK-programma. “De KNSB en de teams hebben het afgelopen jaar veel tijd en energie gestoken in de teamonderdelen. Iedereen werkt hier met veel enthousiasme aan mee, maar dit is een enorme domper in dat proces. Dat vind ik heel spijtig, voor alle betrokkenen, en zeker ook voor het publiek. Foto: Soenar Chamid