Wat is inlineskaten?

Zo is inlineskaten ontstaan

De oorsprong van inlineskaten ligt in het (rol)schaatsen. Wie precies de inlineskate heeft uitgevonden, is onbekend, maar tussen 1700 en 1750 duiken de eerste ontwerpen al op. Door de jaren heen werd geëxperimenteerd met het aantal en de positie van de wielen, totdat de huidige inlineskate rond de jaren '70-'80 definitief vorm kreeg. De ontwikkeling van de inlineskate ging gelijk op met de ontwikkeling van andere soorten 'schaatsen op wieltjes', om ook zonder ijs de beweging van bijvoorbeeld ijshockey of kunstschaatsen te kunnen nabootsen.

Wereldwijd kan het inlineskaten rekenen op flink wat aandacht. Vooral in Zuid-Amerika en Azië is de sport erg populair. Ondanks al die aandacht en de nodige inspanning van de internationale bond is de sport nog niet toegelaten tot de Olympische Spelen. Wel wordt sinds 1992 het WK georganiseerd, waarbij ook direct succes was voor Nederland. Erik Hulzebosch won goud op de marathon en Jenita Smit won de 10 kilometer afvalkoers en de halve marathon.

Eén van de belangrijkste internationale competities is de Europa Cup, waarvan bijna ieder jaar een wedstrijd in Nederland (meestal in Heerde) plaatsvindt.

Alles wat je wilt weten over wedstrijden

Skeelerwedstrijden worden op een parkoers gereden dat meestal van asfalt of beton is. Een parkoers is een uitgezette route. Een route kan een afgesloten stuk weg zijn of een rondje in de wijk, maar ook op een sportaccommodatie.

Je hebt twee soorten wedstrijden:

Baan/piste

Een parkoers heet een baan als deze twee rechte stukken heeft van dezelfde lengte en symmetrische bochten met dezelfde diameter. De totale lengte van een officiële wedstrijdbaan is 200 meter en de breedte minimaal 6 meter. De oppervlakte van de baan mag van elk willekeurig materiaal zijn, maar moet wel voldoende grip bieden. Een baan kan volkomen vlak zijn of kan zijn voorzien van naar buiten toe oplopende bochten. Een baan van 200 meter met naar buiten toe oplopende bochten wordt een piste genoemd en is voorzien van boarding.

Weg- en marathonparkoers

Een wegparkoers kan net als een baan verschillende ondergronden hebben. Het parkoers is vaak asymmetrisch en moet een lengte hebben tussen de 400 en 600 meter. Een marathonparkoers moet voor 80% minstens 4 meter breed zijn en bestaan uit asfalt of beton, zonder gaten of andere zwakke plekken. Dit kan dus ook gewoon op de afgezette openbare weg zijn, met een stukje klinkers. Daardoor worden deze koersen vaak ook wel op 'de ronde rond de kerk' verreden.

Wedstrijden bij inlineskaten bestaan uit (een selectie van) de volgende onderdelen.

Baan/piste

  • 200 meter duo-tijdrit: sprintafstand waarbij de rijders aan weerskanten van de baan starten. De rijder met de snelste tijd wint.
  • 500 meter sprint: meerdere rijders starten tegelijk. De eerste ronde is een kwalificatieronde, waar de rijders met de snelste tijden verder gaan. In de andere rondes gaan de eerste twee rijders van de serie door naar de volgende ronde. De finale wordt verreden met vier deelnemers.
  • 1000 meter sprint: een sprintwedstrijd over 1000m. Alleen de winnaars van de kwartfinales plaatsen zich direct voor de halve finale. De andere skaters worden gekwalificeerd op basis van tijd. De finale wordt verreden met acht rijders.
  • Afvalkoers: bij deze wedstrijd vallen één of meer deelnemers af die de finishlijn als laatste passeert/passeren. De scheidsrechter maakt vooraf bekend om de hoeveel rondes rijders afvallen en hoe ver er geskeelerd wordt. De finale wordt zo gepland dat vijf rijders over blijven die strijden om de medailles. Als er meer dan 46 deelnemers zijn, worden er kwalificatierondes gereden, waarbij de deelnemers die het laatste overblijven zich plaatsen voor de finale. In de video onderaan de pagina zie je hoe een afvalkoers precies werkt.
  • Puntenkoers: bij deze wedstrijd haalt iedere deelnemer of ieder team bij doorkomst op de finishlijn een vastgesteld aantal punten, waarbij degene met de meeste punten wint. Mochten er meerdere rijders zijn met hetzelfde aantal punten, dan is de finishvolgorde bepalend. Bij de tussensprints krijgt de eerst doorkomende 2 punten en de tweede 1 punt. Bij de finish worden 3, 2 en 1 punt toegekend. Wanneer er meer dan 50 deelnemers zijn, worden er kwalificatierondes verreden.
  • Punten/afvalkoers: een combinatie van een puntenkoers en afvalkoers. De winnaar van de wedstrijd is de deelnemer die de meeste punten heeft verzameld. Als een rijder afvalt, vervallen zijn eventueel behaalde punten. Bij 31 tot 40 deelnemers zijn de eerste afvallingen dubbel. Bij meer dan 40 deelnemers worden voorrondes verreden.
  • Aflossing: wedstrijd in estafettevorm met drie rijders per team. De aflossing geschiedt door middel van een duw in het speciale aflossingsvak, dat vlak na de bocht begint en eindigt op de finishlijn. Trekken en duwen is niet toegestaan. Teams mogen zelf bepalen na hoeveel ronden zij aflossen. De aflossing, in het Engels relay, wordt onderaan de pagina in een video verder uitgelegd.

Weg/marathonparkoers

Op de weg komen er naast de afval- en puntenkoers, die ook op de baan verreden worden, nog een aantal andere onderdelen langs.

  • One lap: sprintafstand over precies één ronde met meerdere rijders tegelijk in de baan. De eerste ronde is een kwalificatieronde, waar de rijders met de snelste tijden verder gaan. In de andere rondes gaan de twee snelste rijders van de serie door naar de volgende ronde. De finale wordt verreden met vier deelnemers.
  • 100 meter sprint: op dit onderdeel starten twee of drie rijders tegelijk, ieder in een baan naast elkaar. De rijders sprinten 100 meter rechtdoor. De eerste ronde is een kwalificatieronde, waar de rijders met de snelste tijden verder gaan. In de andere rondes gaat de winnaar van de serie door naar de volgende ronde.
  • Marathon: bij de marathon starten alle deelnemers tegelijk. Meestal wordt een lokale ronde een aantal keer afgelegd, maar soms is er een parcours van A naar B. De afstand kan per wedstrijd verschillen, maar de klassieke marathonafstand is 42,195 meter.

Regels

  • Helm: je draagt altijd je helm gesloten met het bandje onder je kin wanneer je skeelers aan hebt en op het parkoers bent, daar naartoe gaat of het parkoers verlaat.
  • Skeelerwielen: bij wedstrijden gelden altijd regels voor de grootte en het aantal wielen dat de rijders aan hun skates mogen hebben. Bij de meeste onderdelen gebruiken de rijders skates met vier wielen, bij de marathon worden regelmatig ook skates met drie wielen gebruikt. De maximaal toegestane grootte van de wielen verschilt per categorie. Over het algemeen geldt dat hoe groter de wielen zijn, hoe meer snelheid er gemaakt kan worden. Een nadeel van grotere wielen is dat de stabiliteit afneemt.
  • Parkoers: Alleen de sporters die opgeroepen zijn mogen op het parkoers zijn. Je mag alleen op de aangegeven plekken het parkoers op en af. Ouders of begeleiders mogen nooit op het parkoers komen.
  • Startprocedures: inlineskaten kent verschillende startprocedures. Er is een startlijn of startvak, afhankelijk van welk onderdeel er verreden wordt. Je wordt opgeroepen naar de start waar je of een positie krijgt toegewezen of vrij bent om zelf een plek te kiezen achter de startlijn.
  • Start tijdrit: Bij een tijdrit zijn er twee lijnen. Je plaats minstens één skate tussen de startlijn en de tweede lijn. Je hoeft niet stil te staan, maar de skate tussen de startlijn en de tweede lijn mag niet meer over de achterlijn komen. Je krijgt een teken dat je mag starten. Je hebt dan nog 15 seconden om echt te starten en over de startlijn te gaan, waarna de tijd gaat lopen.
  • Start 100m, 200m, onelap, 500m+D, 1000m: Na de oproep voor de start, blijft de rijder achter het startvak staan. Op het commando 'in positie' stappen de rijders voorwaarts in de vakken in een voorlopige startpositie en blijven daarbij rechtop staan. Tenminste één van de skates moet in het startvak staan. De startlijn mag niet worden aangeraakt en de voorste skate mag de achterlijn raken, maar niet overschrijden. Bij het commando 'set' nemen de skaters hun positie in. Ze moeten stil blijven staan totdat het startschot klinkt. Een deelnemer die twee keer in dezelfde wedstrijd een valse start begaat, wordt gediskwalificeerd. Een valse start wordt door de scheidsrechter aan de rijder kenbaar gemaakt door middel van een gele kaart. Een rode kaart wordt getoond om een diskwalificatie aan te geven na een tweede valse start.
  • Start marathon, puntenkoers, afvalkoers: Alle deelnemers staan achter de startlijn. De starter geeft twee signalen. Eerst roept de starter ‘attentie’ en daarna volgt het startschot.
  • Overschrijden van de lijn: op de piste mag de lijn die aan de binnenkant van de baan zit niet worden overschreven. Een rijder die dit toch doet, wordt gediskwalificeerd.
  • Finish: De uitslag wordt bepaald op het moment dat de voorste punt van je voorste wiel van je skate de finishlijn kruist. Op de finishlijn moet de voorste skate contact hebben met de grond.

  • Area of Call: zone waar de deelnemers aan een wedstrijd zich verzamelen voor de start na de oproep van de officiële speaker. Dit gebeurt uiterlijk 15 minuten voor de start. Na het betreden van de Area of Call mag een rijder deze niet meer verlaten.
  • Spagaat(finish): spectaculaire en technisch lastig uit te voeren manier om te finishen bij het inlineskaten. De rijder duwt zich op één been naar voren, waardoor hij met zijn achterste been enkel op het voorste wiel steunt en met zijn voorste been enkel op het achterste wiel.
  • Transponder: chip met enkelband die iedere rijder verplicht draagt ten behoeve van de tijdwaarneming en fotofinish.
  • Double push: karakteristieke stijl van skeeleren, waarbij met ieder been twee keer wordt afgezet per slag.
  • Vesmaco: het bedrijf achter de speciale Vesmaco-coating, de toplaag voor skeelerpistes die zorgt voor een lage rolweerstand, maar wel voldoende grip biedt. In Nederland beschikken alleen de pistes van Heerde en Heerenveen over een Vesmaco coating.

Meer leren over inlineskaten?

Bekijk de onderstaande vier video's over de startprocedure, relay, finishen bij een afvalkoers en blauwe vlag,